Middengezicht fracturen


Waar let ik op?


Gebruik de zakkaart aangezichtstrauma!


1. Zwelling

Zwelling van het aangezicht

Verandering van de symmetrische compositie van het aangezicht die vanaf de middenas gezien niet gelijk is aan beide zijden

Ja : de patiënt heeft  zwelling van het aangezicht
Nee : de patiënt heeft geen zwelling van het aangezicht

Niet te beoordelen : de zwelling van het aangezicht is niet te beoordelen


2. Laceraties

Laceraties van het middengezicht

Eén of meerdere door het trauma geïnduceerde discontinuïteit(en) of weefserverscheuringen van het huidoppervlak

Ja : de patiënt heeft een laceratie van het aangezicht
Nee : de patiënt heeft geen laceratie van het aangezicht

Niet te beoordelen : de aanwezigheid van laceraties van het aangezicht is niet te beoordelen


3. Afvlakking

Afvlakking of depressie van het aangezicht of voorhoofd

Vanaf craniaal of caudaal beoordeelde afvlakking of depressie van de wangcontour, aangezicht of het voorhoofd

Ja : de patiënt heeft afvlakking van het aangezicht of depressie van het voorhoofd
Neede patiënt heeft geen afvlakking van het aangezicht of depressie van het voorhoofd

Niet te beoordelen : de klinische conditie van de patiënt laat beoordeling van afvlakking of depressie niet toe


4. Periorbitaal hematoom

Peri-orbitaal of monocle hematoom

Een enkelzijdig onderhuidse bloeduitstorting die zich omschrijft tot de wang, aangezichtshelft of ooglid in geval van monocle hematoom

Ja : de patiënt heeft een peri-orbitaal hematoom
Neede patiënt heeft geen peri-orbitaal hematoom

Niet te beoordelen : de klinische conditie van de patiënt laat beoordeling van een peri-orbitaal niet toe


5. Brilhematoom

Brilhematoom of bilateraal peri-orbitale ecchymose

Zich tot de orbita beperkende symmetrische onderhuidse bloeduitstorting aanwezig sinds het trauma

Ja : de patiënt heeft een brilhematoom
Neede patiënt heeft geen brilhematoom

Niet te beoordelen : de aanwezigheid van een brilhematoom is niet te beoordelen


6. Neusbloeding

Actief óf gepasseerde neusbloeding

Een door het trauma ontstane enkel of dubbelzijdige neusbloeding die door de hulpverlener óf patiënt zelf wordt opgemerkt

Ja : de patiënt heeft een actieve of gepasseerde neusbloeding
Neede patiënt heeft geen actieve of gepasseerde neusbloeding

Niet te beoordelen : Een actieve of passeerde neusbloeding is niet te achterhalen bij de patiënt


7. Subconjunctivale ecchymose

Een bloeding onder het oogbindvlies in het oog

Een conjunctivaal vlamvormig homogeen scherp begrensd bloeduitstorting zonder aanwijsbare posterieure afgrenzing

Ja : de patiënt heeft subconjunctivale ecchymose
Neede patiënt heeft geen subconjunctivale ecchymose

Niet te beoordelen : de subconjunctivale ecchymose is, door bijvoorbeeld zwelling, niet te beoordelen


8. Oogvolgbewegingsstoornissen

Afwijkingen van de oogbewegingen

Symmetrisch of alleen aan de aangedane zijde beperking van de horizontale of verticale oogbewegingen bij fixatie van hoofdpositie

Ja : de patiënt heeft oogvolgbewegingstoornissen
Neede patiënt heeft geen oogvolgbewegingstoornissen

Niet te beoordelen : de oogvolgbewegingen zijn door bijvoorbeeld verlaagd bewustzijn of zwelling niet te beoordelen


9. Dubbelbeelden

Diplopie of dubbelbeelden

Door de patiënt opgemerkte, constant aanwezige of tijdens het testen van de oogbewegingen, geïnduceerde dubbelbeelden

Ja : de patiënt heeft dubbelbeelden
Neede patiënt heeft geen dubbelbeelden

Niet te beoordelen : de dubbelbeelden zijn, door bijvoorbeeld verlaagd bewustzijn of zwelling, niet te beoordelen


10. Gevoelsstoornis n. infra-orbitalis

Hypoesthesie of paresthesie regio nervus infraorbitalis

Bij gesloten ogen met huid, verminderde of afwezige sensibiliteit van het innervatie gebied van de nervus infraorbitalis

Ja : de patiënt heeft een gevoelsstoornis van regio nervus infra-orbitalis
Neede patiënt heeft geen gevoelsstoornis van regio nervus infra-orbitalis

Niet te beoordelen : gevoelsstoornis van regio nervus infra-orbitalis is niet testbaar


11. Subjectieve occlusiestoornis (vraag de patiënt)

Subjectief afwijkende gebitsocclusie

Door de patiënt zelf opgemerkte afwijkende stand of sluiting van de gebitselementen aanwezig sinds het trauma

Ja : de patiënt heeft zelf opgemerkte veranderingen van de gebitsocclusie
Neede patiënt heeft geen opgemerkte veranderingen van de gebitsocclusie

Niet te beoordelen : de patiënt is edentaat, heeft een gebitsprothese of beoordeling is niet mogelijk


12. Objectieve occlusiestoornis (bij intra-orale inspectie)

Objectief afwijkende gebitsocclusie

Door de arts  opgemerkte afwijkende stand van de gebitselementen aanwezig sinds het trauma

Ja : de patiënt heeft zichtbare veranderingen van de gebitsocclusie
Neede gebitsocclusie van de patiënt is onveranderd

Niet te beoordelen : de patiënt is edentaat, heeft een gebitsprothese of beoordeling is niet mogelijk


13. Mobiele gebitselementen

Mobiele of ontbrekende gebitselementen

Door de onderzoeker of patiënt zelf opgemerkte missende of losse gebitselementen ontstaan door het trauma

Ja : de patiënt heeft mobiele of losse gebitselementen
Neede patiënt heeft geen mobiele of losse gebitselementen

Niet te beoordelen : de patiënt is edentaat, heeft een gebitsprothese of beoordeling is niet mogelijk


14. Voelbare fractuur

Voelbare fractuur of onderbreking

Door de arts palpeerbare discontour of fractuur van het ossaale skelet van het middengezicht

Ja : de patiënt heeft palpeerbare onderbrekingen of fracturen van het aangezicht
Neede patiënt heeft palpeerbare onderbrekingen of fracturen van het aangezicht

Niet te beoordelen : palpatie van het aangezicht is niet mogelijk


15. Mobiliteit maxilla

Mobiliteit van de maxilla

Door de arts opgemerkte of palpeerbare mobiliteit van de maxilla

Ja : de maxilla is mobiel bij palpatie
Neede maxilla is niet mobiel bij palpatie

Niet te beoordelen : palpatie van de maxilla is niet mogelijk